Kwaliteit is een zaak van de professional, rechters aan het roer

Kwaliteit is een zaak van de professional, rechters aan het roer

Het is een onderwerp van groot belang: kwaliteit van de rechtspraak. Wie is het beste in staat de kwaliteit te waarborgen? Ir. P.R.G.M. Becht en mr. P.A.H. Lemaire betogen dat niet de Raad voor de rechtspraak, maar de professional zoveel mogelijk verantwoordelijk moet zijn voor de kwaliteitsagenda.De afgelopen jaren is de kwaliteit van de rechtspraak steeds vaker aan de orde, en meestal als onderwerp van zorg. In reactie op deze zorg is een behoorlijk aantal initiatieven ontplooid, zowel op landelijk niveau door de Raad voor de Rechtspraak en het Landelijk overleg van sectorvoorzitters (LOV’s) als door verschillende gerechten op lokaal niveau. De verschillende initiatieven kunnen niet voortdurend rekenen op een warm onthaal op de werkvloer. Onder de rechters heerst een zeker ongenoegen over de bestuurlijke focus op meetbare resultaten zoals bijvoorbeeld aantallen zaken en doorlooptijden en de vrees dat deze bestuurlijke aandacht de ruimte van de onafhankelijke rechter zal inperken.

In dit artikel doen wij een poging de achtergrond van het ongenoegen nader te verklaren, namelijk als het spanningsveld dat bestaat tussen verschillende kwaliteitsfilosofieën. Deze verklaring sluit deels aan bij de bevindingen van de commissie Deetman(1).
De wijze waarop vanuit de verschillende kwaliteitsfilosofieën nu geopereerd wordt, leidt tot een enigszins amorf vormgegeven verantwoordelijkheid voor kwaliteit. Deze kent zowel “verticale” (lijngestuurde) als “horizontale” (door en voor professionals) trekken, verdeeld over verschillende gremia.
Als de verschillende kwaliteitsfilosofieën niet zorgvuldiger op elkaar afgestemd wordt dreigt een richtingenstrijd met teleurstellende resultaten, voor de Raad voor de Rechtspraak, voor besturen, voor professionals en voor de zaak: de kwaliteit van de rechtspraak.

Een synthese tussen de verschillende kwaliteitsfilosofieën is ons inziens mogelijk. In hoofdlijnen komt deze erop neer dat de kwaliteitsagenda opgesteld wordt met inbreng en eigenaarschap van Raad, besturen en rechters en dat de agenda uitgevoerd wordt door de rechters en de samenwerkingsverbanden die ressorteren onder de Lov’s.

1. Kwaliteit, kwaliteitsfilosofieën

Kwaliteit roept bij een ieder onmiddellijk een associatie op, maar die associaties zijn zelden dezelfde. In dit artikel verstaan we onder kwaliteit het voldoen aan eisen of normen die ten aanzien van het werkproces (in dit geval het rechtspreken) en ten aanzien van de rechter als uitvoerende van dit werkproces gelden(2). Kwaliteit komt dan tot stand door:

  1. het opstellen van de eisen;
  2. het invullen van randvoorwaarden om aan de eisen te voldoen (denk in het geval van rechters bijvoorbeeld aan opleiding);
  3. het uitvoeren van het werkproces, het leveren van kwaliteit;
  4. het toetsen of aan de eisen voldaan wordt;
  5. het corrigeren wanneer aan eisen niet voldaan wordt.

De eisen of normen zijn niet onveranderlijk; kwaliteit is niet een statisch begrip. Discussies over kwaliteit gaan dan ook meestal over het voldoen aan nieuwe of strengere eisen; eisen die voorheen nog niet gesteld werden.
De partij die de normen opstelt, is in verschillende omstandigheden niet steeds dezelfde. We onderscheiden in dit opzicht drie verschillende kwaliteitsfilosofieën:

  • de kwaliteitsfilosofie van het hoger beroep;
  • de lijngestuurde kwaliteitsfilosofie;
  • de professionele kwaliteitsfilosofie.

Hieronder lichten we deze kwaliteitsfilosofieën toe, inclusief hun zwakke punten. De zwakke punten zijn aanleiding om één aanpak aan te vullen met een andere, maar zo’n oplossing creëert weer zijn eigen problemen.

2. De kwaliteitsfilosofie van het hoger beroep

Traditioneel heeft de rechtspraak een eigen kwaliteitssysteem. Wie zich niet kan vinden in een vonnis kan daartegen, in de meeste gevallen, hoger beroep aantekenen. De appèlrechter doet het nog eens over en kan bijvoorbeeld vergissingen herstellen. In de burgerlijke, straf- en belastingrechtspraak staat bovendien nog cassatie open bij de Hoge Raad, die kan toetsen of de lagere rechters het recht correct hebben toegepast. De trapsgewijze controle leidt uiteindelijk tot normen waaraan lagere rechters zich conformeren. De snelheid waarmee normen tot stand komen, ligt evenwel laag; het duurt al gauw een paar jaar voor een zaak de Hoge Raad bereikt en deze een richtinggevende uitspraak doet.
Naast een feitelijk en juridisch juist vonnis werden andere aspecten van het rechterlijk functioneren van toenemend belang geacht voor de kwaliteit van rechtspraak. Voorbeelden zijn rechtseenheid, gelijkheid van straffen in het land, tijdigheid, doorlooptijden, bejegening, klantgerichtheid en meer recent het voorkomen van rechterlijke dwalingen, of het adequaat rechtzetten hiervan, na het definitief worden van een zaak. Het traditionele kwaliteitssysteem van het hoger beroep voorziet niet – of althans onvoldoende effectief –  in een mechanisme om de gewenste kwaliteitsverbetering op al deze punten vorm te geven.

3. De lijngestuurde kwaliteitsfilosofie

De lijngestuurde kwaliteitsfilosofie is terug te vinden in zeer veel organisaties. De normen waaraan producten of diensten en werkprocessen moeten voldoen worden in opdracht van de lijn (het management) opgesteld door een stafdienst. Deze baseert zich op informatie van andere afdelingen in de eigen organisatie, (bijvoorbeeld R&D, Marketing), andere organisaties en wet- en regelgeving van de overheid. De lijn verspreidt deze eisen door de organisatie en is verantwoordelijk voor het presteren van afdelingen, teams en individuele medewerkers volgens de eisen.

In de lijngestuurde kwaliteitsfilosofie zijn volgens klassieke Tayloristische principes ‘denken’ en ‘doen’ gescheiden. Het ontwerp van en het onderhoud aan het werkproces wordt door anderen gedaan dan de uitvoering van het werkproces; de uitvoerende (doener) wordt verwacht te voldoen aan eisen die niet door hem zelf zijn opgesteld. Verandering of verhoging van de kwaliteitseisen wordt in de meeste gevallen geïnitieerd door de staf. De kennis, de ervaring en de inzichten van de uitvoerenden ten aanzien van kwaliteit worden in deze klassieke benadering veronachtzaamd. De uitvoerenden krijgen de nieuwe eisen uitgelegd en opgelegd en worden voor zover nodig opgeleid.

Ook de bestuurlijke structuur van de rechtspraak kent elementen uit een lijngeoriënteerde kwaliteitsfilosofie. De gerechtsbesturen hebben een wettelijke taak ten aanzien van kwaliteit, namelijk het bevorderen van de ‘juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing’. De mogelijkheden die gerechtbesturen hebben om deze taak uit te voeren zijn evenwel beperkt. Veel kwaliteitsvraagstukken, zoals bijvoorbeeld uniforme rechtstoepassing, vereisen afstemming (normstelling) op landelijk niveau terwijl de verantwoordelijkheid van de gerechtsbesturen een arrondissement betreft.
Met de komst van de Raad voor de Rechtspraak kreeg lijngestuurde kwaliteitsfilosofie binnen de rechtspraak een nieuwe en landelijke impuls. Kwaliteitsverbetering was één van de centrale redenen voor de instelling van de Raad voor de Rechtspraak(3) in 2002. Tot de taak van de Raad behoort ook ondersteuning te bieden aan activiteiten van de gerechten die gericht zijn op uniforme rechtstoepassing en bevordering van de juridische kwaliteit, zonder dat de Raad zich echter mag mengen in concrete rechtszaken.
De Raad voor de Rechtspraak geeft inhoud aan kwaliteitsverbetering door initiatieven op dit gebied op te nemen in haar driejaarlijkse ‘Agenda van de Rechtspraak’. Eén van de initiatieven was RechtspraaQ, een kwaliteitsysteem dat gericht is op het verzamelen van objectief meetbare gegevens uit het primaire proces. De inrichting van een dergelijk systeem is een veel voorkomende reactie vanuit de lijngestuurde kwaliteitsfilosofie op een dominante professionele kwaliteitsfilosofie. Alvorens hier op in te gaan schetsen we eerst deze derde kwaliteitsfilosofie.

4. De professionele kwaliteitsfilosofie

In de professionele kwaliteitsfilosofie zijn denken en doen niet gescheiden maar nadrukkelijk gecombineerd. De professional voert zijn werk uit, ontwikkelt en vernieuwt, en is verantwoordelijk voor de kwaliteit. Omdat uitvoering en verantwoordelijkheid voor de kwaliteit in één persoon verenigd zijn, ontstaat de behoefte aan een externe toets. Deze wordt in de meeste professionele domeinen geleverd door de professionele vereniging. Deze vereniging (het collectief) formuleert de eisen waaraan de individuele professional moeten voldoen:

  • eisen voor de toelating tot de professie;
  • eisen aan onderhoud van kennis en vaardigheden (bijscholing);
  • eisen ten aanzien van vakinhoudelijk opereren in de praktijk (o.m. best practices);
  • eisen ten aanzien van individueel gedrag (beroepscode met aspecten als bijvoorbeeld integriteit, onafhankelijkheid).

In geval een klant of andere belanghebbende het idee heeft dat de individuele professional niet aan de gestelde eisen voldoet, biedt de professionele vereniging een loket voor klachten. Voorbeelden van professionals zoals hier bedoeld zijn medisch specialisten, advocaten en accountants.
Waar bij de lijngestuurde kwaliteitsfilosofie de verantwoordelijkheid verticaal is georganiseerd, is deze bij de professionele kwaliteitsfilosofie horizontaal georganiseerd: de individuele professional legt verantwoording af aan het collectief, namelijk de vereniging. De horizontale verantwoording maakt de professional mede-eigenaar van zijn professie en strekt tot trots en beroepseer. De professionele vereniging vraagt ook inspanningen van zijn leden; van de leden wordt veracht dat ze bijdragen moeten leveren aan de werkzaamheden van vereniging. De werkzaamheden betreffen in het bijzonder het ontwikkelen van het vak en het vertalen van ontwikkelingen in aanpassingen van de eisen die aan de leden gesteld worden.

De professionele kwaliteitsfilosofie is ook binnen de rechtspraak terug te vinden, maar heeft een wat afwijkende ontwikkeling doorgemaakt.
De rechtspraak kent een professionele vereniging, de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), en deze treedt op als behartiger van de belangen van haar leden in de zittende en staande magistratuur (vakbond). Daarnaast ziet de NVvR voor zich zelf een rol in de kwaliteit van de rechtspraak, maar treedt dan op als gesprekpartner namens haar leden met de werk- en wetgever. De NVvR claimt dus geen centrale rol ten aanzien van kwaliteit, zij dient wet- en werkgever van advies.
Bijna gelijktijdig met de vernieuwing van de wettelijke bestuursstructuur met zijn grotere aandacht voor kwaliteit, heeft zich de ontwikkeling voorgedaan van het gestructureerd landelijk overleg tussen de voorzitters van sectoren bij de rechtbanken en hoven (Lov’s). De Lov’s zijn in de praktijk een belangrijke rol gaan spelen voor beleidsontwikkeling, rechtseenheid en verdere ontwikkeling van het primaire proces en de daarbij behorende digitale systemen en hebben hiertoe stafbureaus opgezet.
De betrokkenheid van sectorvoorzitters garandeert dat de activiteiten van de Lov’s en hun stafbureaus geworteld zijn in de actuele vraagstukken van professionals in het primair proces; de sectorvoorzitters behoren immers zelf tot de groep professionals. De door de Lov’s genomen initiatieven worden daarbij steeds voorbereid door commissies bestaande uit mensen van de werkvloer.
Door de betrokkenheid van sectorvoorzitters en professionals uit het veld krijgt de verantwoordelijkheid die de Lov’s nemen voor kwaliteit een nadrukkelijk horizontaal karakter. De organisatie wijkt af van die van de professionele vereniging, maar het effect voor de ervaren ‘eigen verantwoordelijkheid’ van professionals is vergelijkbaar.
Vergeleken met kwaliteitsinitiatieven van separate gerechten hebben de Lov’s als voordeel dat landelijke coördinatie van kwaliteitsbevordering is gewaarborgd.
Een laatste punt dat genoemd moet worden als mogelijk onderdeel van de verklaring voor het succes van de Lov’s is wellicht de grote afstand tot minister en politiek, wat voor de professional vermoedelijk een extra gunstige “onverdachte” perceptie oplevert.

5. De ongemakkelijke combinatie van lijngestuurde en professionele kwaliteitsfilosofie

Waar professionals in organisaties werken, ontstaat veelal een spanningsveld tussen de lijngestuurde kwaliteitsfilosofie en de professionele kwaliteitsfilosofie. Veel facetten van de kwaliteit van de prestaties van professionals zijn moeilijk of zelfs onmogelijk te beoordelen door niet-beroepsbeoefenaren, waaronder managers (zij het dat in de rechtspraak veel managers ook professional zijn), maar er zijn ook facetten die nadrukkelijk wel voor hen waarneembaar zijn, bijvoorbeeld wachttijden, doorlooptijden en kosten. De waarneembaarheid leidt ertoe dat het management kritiek op kan vatten op één van deze prestaties.
Als weerwoord op de kritiek kan de professional zich beroepen op zijn professionele verantwoordelijkheid (‘Het kan niet sneller, dan komt de inhoudelijke kwaliteit in gevaar’). De meest gevolgde werkwijze om dit soort gesprekken te vermijden is benchmarking. Het management verzamelt prestatiegegevens van vergelijkbare professionals en verlangt als die van anderen beter zijn eenzelfde niveau.
Benchmarking heeft inmiddels een hoge vlucht genomen en de verzamelde gegevens worden eveneens gebruikt voor het bieden van transparantie en het afleggen van verantwoording. Zo worden jaarlijks ranglijsten gepubliceerd over scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen et cetera.
Het verzamelen van gegevens ten behoeve van benchmarking kan meestal niet rekenen op veel enthousiasme van de professionals. Zij zijn degenen die de gegevens moeten aanleveren, en dat kost tijd en aandacht, en in de beleving van de professional betreffen de metingen de ‘buitenkant’ en niet de ‘echte’ kwaliteit.
Binnen de rechtspraak vinden parallelle ontwikkelingen plaats. Een veelgehoorde klacht onder rechters is dat onder de huidige managementstructuur binnen de rechtspraak de focus te veel is komen te liggen op kwantitatieve prestatiemetingen in plaats van inhoudelijke kwaliteit. Kwantitatieve metingen zouden in de rechterlijke macht weinig zeggen over de echte kwaliteit van het werk en – sterker nog – leiden tot een afnemende aandacht voor inhoudelijke kwaliteit.

Een richtingenstrijd tussen management en professionals in de rechtspraak over de vraag of de lijngestuurde kwaliteitsfilosofie of de professionele kwaliteitsfilosofie de juiste aanvulling biedt op de in het huidige tijdsgewricht niet meer allesdekkende kwaliteitsfilosofie van hoger beroep, is tijdrovend, energie verslindend, demotiverend en vruchteloos. Zowel de lijngestuurde als de professionele kwaliteitsfilosofie dragen kwaliteitsfacetten aan die in alle redelijkheid aandacht verdienen. De lijngestuurde kwaliteitsfilosofie concentreert zich daarbij op meer algemene facetten (wacht- en doorlooptijden, efficiency, kosten) en de professionele op de inhoudelijke.
Deze verzoening van kwaliteitsfilosofieën is in de praktijk nog niet tot stand gebracht. De parallelle ontwikkelingen van initiatieven van de Raad voor de Rechtspraak, de lokale bestuurlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit en de ontwikkelingen rond de Lov’s hebben geleid tot een organisatorisch enigszins amorfe bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de rechtspraak, die zowel trekken van horizontale (professionele kwaliteitsfilosofie) als verticale aansturing (lijngestuurde kwaliteitsfilosofie) hebben. Hier ligt volgens ons wel een reden tot zorg, zoals ook de Commissie Deetman verwoord heeft.

6. Commissie Deetman

De Commissie Deetman(4) heeft onderzoek gedaan naar de effecten van de stelselherziening per 2002 binnen de rechtspraak (waarmee onder andere de Raad voor de rechtspraak werd geïntroduceerd) en schetst een – kort gezegd – enigszins amorfe bestuurlijke verantwoordelijkheid voor kwaliteit en kwalificeert deze als ongewenst. De Commissie Deetman acht daarbij met name de ontwikkeling van de Lov’s ongewenst, aangezien het beleid volgens haar binnen de gerechten zou moeten worden ontwikkeld op straffe van ondergraving van het sectormodel(5).
Anders dan de Commissie Deetman achten wij – vanuit hetgeen wij hiervoor schreven over de verantwoordelijkheid van de professionals zelf voor de kwaliteitsontwikkeling van hun vak – de Lov’s echter een meer voor de hand liggend gremium dan de gerechtsbesturen of de Raad.
De onderbouwing voor dat standpunt is trouwens ook te vinden in het rapport van de Commissie Deetman. Allereerst signaleert de Commissie een toenemende onvrede onder rechters over de kwaliteit van het werk. De Commissie constateert vervolgens:

“In de huidige context leidt het respect voor de rechterlijke onafhankelijkheid ertoe dat het
bestuur zich verre houdt van een beoordeling van de inhoud van het werk van de rechters. Het bestuur richt zich vooral op de bedrijfsvoering en de productie. Voor zover het bestuur zich bezighoudt met de kwaliteit van de rechtspraak gebeurt dat vervolgens door het kwaliteitssysteem RechtspraaQ. Het is een managementsysteem dat vooral bekend is bij bestuurders en nauwelijks op de werkvloer leeft. Of, in de woorden van de visitatiecommissie: ‘In de praktijk wordt kwaliteit en het meten daarvan nogal eens gezien als het speeltje van de besturen en lijkt het ver weg te staan van het primaire proces. Dit terwijl het op peil houden of brengen van kwaliteit en professionaliteit onlosmakelijk verbonden moeten zijn met het primaire proces.’ In deze constatering zet de commissie vraagtekens bij de ontwikkeling van de kwaliteitszorg. Doordat de juridisch-inhoudelijke kwaliteit van de rechter buiten beschouwing wordt gelaten, ontstaat het risico dat zich een (bureaucratisch) systeem ontwikkelt op het niveau van de organisatie als geheel, dat geen raakvlakken heeft met het werk van de individuele rechter in de dagelijkse praktijk, met als gevaar dat de sterke intrinsieke motivatie van professionals voor interne verbetering van hun vak wordt ontmoedigd. Op straffe van de ontwikkeling van een verstikkend bureaucratisch systeem is het derhalve noodzakelijk om bij de interne verbetering van de kwaliteit de juridisch-inhoudelijke kwaliteit meer centraal te stellen.”(6)

Ons lijkt het dat de door Deetman geschetste spanning tussen de verantwoordelijke bestuursorganen en de rechters veroorzaakt wordt doordat rechters zich als professional ongemakkelijk voelen bij een te eenzijdig verticaal gevoerde (lijngestuurde) kwaliteitsagenda. Het gevaar van het verticale karakter van de initiatieven voor kwaliteitsverbetering is immers dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit langzaam wegglijdt van de beroepsbeoefenaren, zoals Deetman signaleerde voor het programma RechtspraaQ.
Onze conclusie is dat de Commissie Deetman in de richtingenstrijd tussen lijngestuurde en professionele kwaliteitsfilosofie eerder stelling kiest, namelijk ten faveure van de lijngestuurde filosofie, dan dat zij een oplossing biedt.

7. Agenda van de Rechtspraak 2008 – 2011

In lijn met de denkbeelden van Deetman van sturing door Raad en gerechtsbesturen op het gebied van kwaliteit staat kwaliteitsbevordering met stip genoteerd in de Agenda van de Rechtspraak 2008 – 2011. Verticalisering van de sturing van kwaliteit is de trend.
In hun gemeenschappelijke “Agenda van de rechtspraak 2008 – 2011” presenteren de Raad voor de rechtspraak en de gerechtsbesturen onder de titel “Onafhankelijk en betrokken” de prioriteiten die zij zich voor de komende jaren hebben gesteld.
De voorgenomen initiatieven hebben betrekking op deskundigheid, betrouwbaarheid, effectiviteit en de relatie rechtspraak-samenleving, waar het bijvoorbeeld gaat om de volgende kwaliteitsgerelateerde initiatieven, zoals:

  1. Rechterlijke dwalingen; In de Agenda wordt aangegeven dat wanneer er in de Rechtspraak iets mis gaat, dit tot grote commotie in de maatschappij en tot afnemend vertrouwen in de rechtspraak kan leiden. Onder regie van de Raad voor de Rechtspraak worden reflectiecommissies ontwikkeld die, met leden van buiten het betreffende gerecht, op basis van een analyse van het geval “algemene lessen” naar buiten kan brengen.
  2. Voorts worden op korte termijn normen voor doorlooptijden aangekondigd waarin het overgrote deel van de zaken in een categorie moet zijn afgehandeld. Het gaat daarbij om het bereiken van een “balans tussen tijdigheid en andere aspecten van kwaliteit”.
  3. Prioritering en differentiatie in zaaksbehandeling krijgen aandacht, bijvoorbeeld om uithuisplaatsingen en gevallen van massaschade voorrang te geven.
  4. Voorts wordt aandacht gegeven aan het (deels nog in ontwikkeling zijnde) Promis-model van een meer uitgebreidere motivering in strafzaken.

Jammer in de agenda is dat het hier nadrukkelijk gaat om een agenda van de gerechtsbesturen en de Raad voor de Rechtspraak(7), waarin de inbreng van de “gewone” rechters althans geen zichtbare plaats heeft gekregen. Het risico bestaat derhalve dat de reeds door Deetman gesignaleerde spanning met de professional door deze agenda wordt versterkt. De ‘verticale’ inmenging in een verantwoordelijkheid die professionals samen ‘horizontaal’ moeten dragen, kan ertoe leiden dat de professionals zich afsluiten in plaats van openstellen. De wenselijke externe oriëntatie verschraalt en rechters trekken zich terug. Daarmee groeit ook het risico op een “écart” tussen het beeld dat de Raad extern neerzet van een professionele, responsieve, open en adequate rechtspraak en het beeld dat de samenleving en politiek waarnemen van ambities die niet worden waargemaakt, mogelijk omdat rechters zich onvoldoende herkennen in en gecommitteerd achten aan een “verticaal” opgestelde agenda.

8. Rechters aan het roer

Kwaliteit van de rechtspraak is de afgelopen jaren een onderwerp van toenemende aandacht geworden.

Het traditionele kwaliteitsysteem van appèl bij een hogere rechter blijkt niet meer te kunnen voldoen aan de eisen die thans gesteld worden. Als reactie zijn verschillende initiatieven ontplooid. De Raad voor de rechtspraak is ingesteld en heeft, in onze termen, vanuit een lijngestuurde filosofie kwaliteit opgepakt. Tegelijkertijd hebben de Lov’s zich ontwikkeld en vanuit een meer volgens de professionele kwaliteitsfilosofie inhoud gegeven aan verantwoordelijkheid voor kwaliteit.

Het opereren vanuit twee verschillende kwaliteitsfilosofieën heeft geleid tot een enigszins amorfe structuur die geen optimale resultaten levert, noch voor besturen, noch voor professionals, noch voor de zaak: kwaliteit van de rechtspraak.

Ons pleidooi is een synthese te maken van de verschillende filosofieën en de professional weer zo veel mogelijk verantwoordelijk te maken voor, en zich te committeren aan, de kwaliteitsagenda (met inbegrip van de prestatiemetingen). Waar dit in andere beroepsgroepen voornamelijk in horizontale beroepsorganisaties gebeurt, zou dat voor de rechterlijke macht idealiter kunnen worden bereikt door de reeds succesvolle Lov’s juist te versterken in plaats van – zoals de Commissie Deetman wenselijk acht – te mitigeren. Lov’s combineren immers de voordelen van landelijke coördinatie, een sterke inbreng van de professional zelf en de gepercipieerde grote afstand tot ministeriële en politieke invloeden.

In het opstellen van de kwaliteitsagenda moeten zowel de lijn, Raad voor de Rechtspraak en besturen, als de professionals, de rechters, participeren, zodat een ieder zijn opvattingen en ideeën kenbaar kan maken en de agenda als een gemeenschappelijk product zal adopteren. Bij het opstellen is het voorts van belang kennis te nemen van maatschappelijke ontwikkelingen en ideeën en opvattingen van ketenpartners, zoals het OM en de advocatuur. Te overwegen is kwaliteitsagenda’s per sector op te stellen.

Het versterken van Lov’s impliceert een wat andere rol voor de Raad voor de Rechtspraak op het gebied van kwaliteit. Meer dan nu zou de Raad afstand moeten nemen van de inhoud en deze moeten overlaten aan de Lov’s. Daar tegenover staat een versterking van de faciliterende rol van de Raad voor de Lov’s en tevens zou de Raad de Lov’s moeten monitoren op hun kwaliteitsagenda.
De Raad zou voorts kennis en ondersteuning kunnen leveren aan de Lov’s ten aanzien van thema’s als het delen van kennis en het ontwikkelen van best practices of meer in het algemeen: het organiseren van een professie en professionaliteit.

Essentieel is echter het volgende. Een meer verticaal systeem is in zekere zin gemakkelijk voor de rechters: het wordt bij wijze van spreken allemaal op een presenteerblaadje aangereikt, en ook het uitoefenen van kritiek daarop is makkelijker en vrijblijvender omdat men zich zelf niet ten volle gecommitteerd voelt aan een “verticale” agenda en niet zelf met dilemma’s en keuzes heeft moeten worstelen. Een meer horizontaal systeem is voor de rechters minder vrijblijvend en sterker committerend. Het staat of valt met de inzet van de beroepsbeoefenaren. Van hen mag dus veel worden verwacht. Zij zouden daar zelf – via de Lov’s – ook meer externe verantwoording voor moeten afleggen, wat het risico op een “écart” tussen de externe verantwoording door de Raad en wat rechters feitelijk doen verkleint.

De herschikking zoals we die voorstellen, brengt de rechters meer dan nu aan het roer op het gebied waar zij zich het meest verantwoordelijk voor voelen, zal volgens ons dus leiden tot een duidelijker taakafbakening tussen de Raad voor de Rechtspraak en de rechters en vermindering van de ‘traditionele’ spanning tussen management en professionals in de rechtspraak.

Gepubliceerd in Trema nr. 5 2009
ir. Paul R.G.M. Becht
mr. Peter A.H. Lemaire, vice-president-teamvoorzitter Rechtbank Arnhem(8)

(1) De commissie die onderzoek heeft gedaan naar de effecten van de stelselherziening per 2002 binnen de rechtspraak.
(2) Voorts hanteren we het begrip kwaliteit ruim: het gaat om de inhoudelijke of technische kwaliteit, de kwaliteit van de omgang van de professional met klanten en anderen (bejegening) en aspecten als integriteit en onafhankelijkheid.
Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
(3) De Raad voor de Rechtspraak heeft tot taak de voorbereiding van de begroting voor de rechtspraak, de toekenning van budgetten ten laste van de rijksbegroting aan de gerechten, de ondersteuning van de bedrijfsvoering bij de gerechten, het toezicht op de uitvoering van de begroting door de gerechten, het toezicht op de bedrijfsvoering bij de gerechten alsmede het uitvoeren van landelijke activiteiten op het gebied van werving, selectie, opleiding e.d. van het personeel bij de gerechten.
(4) Voluit: de Commissie evaluatie modernisering rechterlijke organisatie. De Commissie heeft zijn rapport “Rechtspraak is kwaliteit” op 11 december 2006 uitgebracht.
(5) Rechtspraak is kwaliteit, p. 26.
(6) p. 16-18.
(7) Zie de inleiding op de agenda.
(8) Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.

publicaties